vrijdag 24 december 2010

Les 1: meehelpen in de keuken van de Globe

Wie een kookboek wil maken voor dementerenden dient natuurlijk wel te weten hoe het koken en eten in de praktijk van alledag daadwerkelijk verloopt. Les 1 derhalve voor het team van Etenstijd: meehelpen in de keuken van de Globe om de vaste medewerkers en bewoners bij te staan bij wat het hoogtepunt van de dag heet te zijn:  etenstijd. Op de eerste maandag van november is het zover, en melden wij ons om 4 uur in de drie huiskamers van de Globe.

In een van de huiskamers liggen de boodschappen al op de keukentafel, de aardappels voor de aardappelpuree, de witlof (die later samen met de kaas de oven ingaat), en de appels (voor een huisgemaakte appelmoes). De medewerker van dienst op de huiskamer vandaag is Hans, die om 4 uur de laatste bewoner de kamer inrolt. De vier andere dames (deze kamer telt louter dames) zitten al aan de twee tafels. “Mevrouw Albers komt niet eten”, zegt Hans. “Zij is te moe vandaag.”

Hans neemt alle tijd om de vijf bewoners vertrouwd te maken met mij als assistent van de dag – voor de bewoners immers een ongewoon verschijnsel. Na aan half uurtje komen de schilmesjes op tafel, maar het schillen van de aardappels is voor de bewoners teveel gevraagd. Een van hen, mevrouw De Rooy, wil wel meehelpen, en snijdt de door ons geschilde aardappels in stukjes en doet ze in de pan.

De overige dames kijken toe, mevrouw Van Liempt geeft commentaar, niet op het eten, maar op wat haar op dat moment invalt. Ze schuift steeds de stoel naar achteren, wil weg. “Susan zit thuis te wachten. Ik moet echt gaan.” Van Hans leer ik dat Susan haar dochter is; de scene die ze maakt is van alledag. Geduldig schuift hij keer op keer de stoel weer aan. “We blijven hier hoor. We gaan nu het eten maken.”

Na de aardappels is het de beurt aan de witlof, daarna aan de appels. Opnieuw is alleen mevrouw De Rooy van zins mee te helpen. Hans gaat met de geschilde en gesneden appels rond. Laat de bewoners een stukje pakken, nodigt uit tot meedenken. Wat zullen we hier eens mee gaan doen. “Ja, lekker, appelmoes maken.” Hans moet het zelf zeggen, drie dames lijken mompelend in te stemmen, twee dames blijven zwijgen, op het oog brengen het betasten, ruiken en proeven van de appels bij hen geen emoties teweeg. Op het oog. Ik waag geen oordeel.

Als de aardappels koken, en de witlof in de oven staat, houden Hans en ik de stemming erin. De appels geven de meeste stof tot overpeinzing. Wat een zege dat hier echte appels aan de orde zijn, en we ons niet beperken tot het opentrekken van twee blikken appelmoes (wat ik thuis zou doen). De vraag gaat rond wat we allemaal met die appels kunnen doen. Mevrouw De Rooy noemt hete bliksem, die maakte ze vroeger thuis ook. Ook zelfgemaakte appelmoes behoorde tot het vertrouwde eetrepertoire.

Tegen half zes kan er gegeten worden, en dat gaat met smaak. Alle borden gaan leeg, in een enkel geval na aansporing van Hans. We snijden de witlof fijn, Hans helpt twee bewoners hapje na hapje, tot ook die borden leeg zijn. Lekker hoor, zegt hij steeds. Ja, lekker hoor, beamen enkele dames in. Er is appelmoes over. Wat daarmee te doen? Ik weet een beproefd recept: mengen met de vanillevla, die al klaarstaat als toetje. Hans voegt direct de daad bij het woord – hij is wel in voor nieuwe recepten. Het nieuwe toetje gaat erin als pap. “Dit recept houden we erin”, prijst Hans. “Wat een vondst! Heerlijk toch.”

Dat de vijf dames met smaak hebben gegeten, durf ik wel voor mijn rekening te nemen. Maar wat is er door ze heen gegaan? Heeft het eten iets bij ze opgeroepen?  Hadden we op een nog slimmere manier het koken en eten kunnen aangrijpen om verhalen te ontlokken? Misschien. Maar sinds vandaag weet ik in elk geval dat het geen pas geeft te oordelen over verhalen en herinneringen die in de bewoners schuilgaan. Ze geven er vandaag geen blijk van, maar ze zijn er wellicht wel degelijk.

Ik ontdek het geheim van de verborgen herinnering als ik met Hans de tafel afruim, en een blik werp op het restje witlof in de ovenschaal. “Weggooien maar?”, vraag ik. Waarna ineens de stem van mevrouw Van Hal de hoogte in gaat, na een hele middag stilte. “Nee! Niks weggooien hoor!” Even later nog eens, nog harder. “Echt niks weggooien!” Ik kijk Hans aan, en we denken hetzelfde: in mevrouw Van Hal schuilt een verhaal over de oorlog, en de kunst is die aan haar te ontlokken. Maar hoe?

Gerelateerde artikelen:
> Kant-en-klare maaltijden? Verschrikkelijk!
> Les 2: wat willen de medewerkers?
> Aanzet voor het magazine

Geen opmerkingen:

Een reactie posten